In deze blogseries kun je lezen over het avontuurlijke leven van mijn amigurumi popje Elsa en haar zusjes die door jullie zijn of worden gemaakt. In dit deel speelt niet Elsa, maar Sen een grote rol. Sen is één van de karakters uit mijn nieuwste boek Amilishly Chibi Dolls en één van mijn testhakers schreef, naar aanleiding van mijn beschrijving van Sen in het boek, dit verhaal over haar. Mocht je mijn eerste boek ook al in bezit hebben, is het je misschien al opgevallen: Sen uit mijn eerste boek en Sen uit het tweede boek zijn twee verschillende karakters. Dit verhaal, geschreven door Wendy Kort, vertelt waarom. Lees je mee?
“Kleine Sen stond ongeduldig te wachten bij het poortje van het lage tuinhekje. Ze wiebelde wat op haar beentjes; hupte van de ene op de andere voet en keek nog eens achterom. Geen spoor van haar grote zus Suzume. Waar bleef ze nou? Suzume had beloofd haar deze ochtend mee te nemen voor een wandeling door het bos, dat gelijk achter hun tuinhekje begon. Sen kon het al ruiken. Ze vond het heerlijk dat hun huisje zo dicht aan de bosrand stond. Ze was een echt buitenkind. Als ze ‘s ochtends wakker werd, dan kon ze niet wachten om met haar blote voetjes over het tuinpad te rennen, de wind door haar haren te voelen en te genieten van de geluiden die uit het bos kwamen. Ze verbeeldde zich soms dat de dieren daar de grootste avonturen beleefden en ze wilde niets liever dan mee gaan op hun volgende avontuur.
Ze mocht echter nooit alleen het bos in gaan. Daarvoor was ze ‘te klein’, dat was haar vaak genoeg gezegd. Sen vond dat oneerlijk. Ze was amper nog een halve kop kleiner dan haar grote zus. Ze beet op haar lip en keek nog eens achterom. Nog steeds geen Suzume. Ze draaide zich om en liep richting het kleine, knusse huisje. Het rieten dak leek van goud in de prachtige ochtendzon en de bloemetjes onder het raam van de woonkamer waren zo kleurrijk als confetti. Sen liep naar binnen op zoek naar Suzume. Al snel zag ze dat haar zus met mama in de keuken stond om het eten voor die avond voor te bereiden. Ze zuchtte diep van ongeduld, maar wist ook dat Suzume niet met haar naar het bos zou gaan zolang de voorbereidingen in de keuken niet gedaan waren.
Ze zuchtte nog eens en liep de gang weer door op weg naar buiten. Ze schopte een sjaal die van de kapstok was gevallen demonstratief voor zich uit. Wachten bij het poortje had voorlopig nog geen zin, dat had ze wel geleerd. Ze ging op een stukje gras links in de tuin zitten en begon er sprietjes vanaf te trekken. Ze keek of ze ergens madeliefjes zag. Ze zou er een kroontje van maken, en het de hele dag dragen. Ze vond er twee een stukje verderop van waar zij zat. En verderop nog drie. En daarginds nog een paar. Dat moest toch wel genoeg zijn. Toen ze het laatste madeliefje wilde plukken, landde er een klein vogeltje net naast haar hand.
Met zijn snaveltje pikte hij voorzichtig in haar duimpje, alsof hij haar aandacht zocht. Het was een klein musje, zag Sen. Wat een schatje. Het musje keek haar aan en hield zijn kopje daarbij schuin. Ze deed nog een poging het laatste madeliefje te plukken, maar alweer hield het musje haar tegen. ‘Au! Wat doe je nou?’ Sen keek boos naar het musje en wreef over haar gevoelige duimpje. Ze gaf er een kusje op, want dat deed mama ook altijd als Sen ergens pijn had. Het voelde alleen niet hetzelfde en even wilde Sen naar mama rennen. Het musje hupte een stukje richting het poortje van het tuinhekje en keek haar weer aan. Sen draaide haar hoofd om en wilde dat het musje maar weg ging zodat zij verder kon met haar kroontje. Ze draaide haar gezicht weer terug en zag dat het musje weer naast haar was komen zitten. Onmiddellijk deed het weer een paar hupjes richting het poortje. En toen weer een paar richting Sen. Zo bleef het musje maar doorgaan, heen en weer tussen Sen en het tuinhekje.
Kleine Sen werd toch wel een beetje nieuwsgierig. Ze stond op en volgde het musje tot het tuinhekje. Met zijn snaveltje pikt het musje op het greepje van het poortje, alsof het haar vroeg het te openen. Sen keek even naar het huisje achter haar, maar Suzume maakte nog geen aanstalten. Weer pikte het musje met zijn snaveltje op haar handje. Sen twijfelde even, maar toen deed ze toch het poortje open. Het musje was duidelijk blij met haar keuze want het tsjirpte er vrolijk op los en vloog direct een eindje het bos in.
‘Hé, waar ga je nou heen?’ Sens beentjes rende zo hard als ze konden het musje achterna. Na een paar meter bleef ze staan te midden van torenhoge bomen en ze keek om haar heen. Het bos was echt prachtig en het rook zo lekker! Maar ze mocht hier eigenlijk niet alleen komen, dat wist ze maar al te goed. Zou ze teruggaan? Waar was het musje nou? Ze keek nog eens rond of ze het ergens zag. Voorzichtig deed ze nog een paar stapjes verder het bos in. Het bospad was zanderig met grote kiezels hier en daar.
Er lagen nog grote plassen van de regen die gisteravond en vannacht was gevallen. Sen had het op de ramen horen kletteren toen ze in haar bedje lag. Ze vond dat gezellig klinken dat ze er nog een tijdje naar had liggen luisteren voordat ze in slaap viel. Sen keek nog eens goed, met haar handjes maakte ze een soort verrekijkertje voor haar oogjes en daar doorheen tuurde ze van links naar rechts. Geen musje te bekennen, ze snapte er niks van. Even dacht ze wat te zien bewegen achter een omgevallen boomstam iets verderop. Ze rende er heen, maar toen ze aankwam zag ze niks. De boomstam was nat en glad en begroeid met een dikke laag mos. Die lag hier vast al een hele poos. Ze liep de boomstam voorbij, nog iets verder het bos in.
Ze moest wel goed opletten niet te ver te gaan. Ze wilde niet verdwalen en kon ook niet te lang onopgemerkt wegblijven. Het musje was vast weggevlogen, op weg naar een ander avontuur. Het had vast alweer nieuwe vriendjes gemaakt. Sen besloot om te keren en naar huis te gaan. Ze zou wachten op Suzume en dan konden ze straks samen genieten van al het moois in het bos. Ze kwam weer langs de omgevallen boomstam. Als hij droog was geweest dan had ze er beslist overheen gelopen als een heuse koorddanseres. De boomstam was zeker een paar meter lang, met hier en daar een zijtak. Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat er één zijde van de boomstam een holte zat die leek op een eekhoornholletje zoals ze die in tekenfilms had gezien.
Ze kon zichzelf niet bedwingen en wilde wel eens weten hoe zo’n holletje er van binnen uit zag. Ze hurkte en hield haar hoofdje net schuin genoeg om er in te kunnen kijken. Even was ze teleurgesteld dat ze geen eekhoorntjes-meubilair zag, maar die teleurstelling verdween snel toen ze iets anders zag wat direct haar aandacht trok.
Ze zag namelijk een heleboel kleine bloemetjes. Ohh, wat waren ze prachtig! Sen dacht meteen aan haar kroontje, wat thuis nog half afgemaakt op het gras moest liggen. Wat zou dat kroontje mooi zijn met een paar van deze bloemetjes ertussen! Haar kleine handje verdween in het eekhoornhuisje en probeerde een van de bloemetjes te plukken. Wat zat dat bloemetje vast zeg! Dan maar één van de andere bloemetjes. Maar wat Sen ook probeerde, ze kreeg geen van de bloemetjes geplukt. Ze besloot het nog één keer te proberen, en anders straks met Suzume terug te komen. Beide handjes verdwenen deze keer in de opening. Sen pakte een van de bloemetjes vast en trok er deze keer wat harder aan. Het bloemetje liet niet los, maar er verschoof wel het een en ander in het kleine verlaten eekhoornhuisje. Sen kon het horen. Ze gaf snel nog een ruk aan het bloemetje en schrok zelf van de kracht die ze had gezet. Ze viel achterover met het bloemetje in haar hand. Eenmaal van de schrik bekomen, zag ze dat ze niet maar één bloemetje in haar hand had, het waren er een heleboel. Ze leken uit een stuk hout te groeien.
Door alle modder kon Sen slecht zien wat het was en ze begon het schoon te wrijven met haar jurkje. Ze dacht nu even niet aan mama en aan hoe ze de vlekken ging verklaren. Ze was veel te opgewonden. Ze wreef en wreef en wreef, haar tongetje hing van opperste concentratie uit haar mondje. Voorzichtig ging ze met haar jurkje tussen de mooie bloemetjes door. Toen ze klaar was kon ze haar ogen niet geloven. In haar handjes had ze een oude, houten Kokeshi popje vast, waaruit wel duizend bloemetjes leken te groeien.
Haar hartje maakte een sprongetje bij de gedachte dat ze haar echte eigen schat had gevonden. Dit Kokeshi popje zou ze Sen noemen. Ja, het kreeg haar eigen naam, wat volgens mama ‘duizend’ betekent. Toepasselijker kon niet met de duizenden bloemetjes. Zo waren ze voor altijd verbonden, kleine Sen en Kokeshi Sen. Snel holde ze weer richting huis. Ze zou haar gevonden schat voorlopig ergens veilig op haar kamertje verstoppen, al wist ze nog niet hoe ze onopgemerkt het huis kon binnensluipen nu ze zo’n modderboel van haar kleding had gemaakt. Langzaam kwam ze dichter bij het tuinhekje. Toen ze er bijna was, zag ze het eigenwijze musje op het poortje zitten. Wat een boef! Ze wierp het snel haar mooiste glimlach toe om het te bedanken voor haar grote avontuur en haastte zich naar binnen.
Dit avontuur is geschreven door Wendy Kort naar aanleiding van de beschrijvende tekst van Chibi Sen. De foto’s zijn gemaakt door Wendy Kort van het popje wat zij getest heeft voor Amilishly Chibi Dolls.
Liefs,
Wil jij Chibi Sen, Suzume of één van hun vriendinnetjes ook haken? De chibi’s kunnen worden terug gevonden in mijn nieuwste amigurumi haakboek: Amilishly Chibi Dolls.
*Disclaimer: de avonturen die in deze blog zijn beschreven zijn natuurlijk fictief 😉